“Bij wet dd. 4 april 2019 werd het Wetboek Economisch Recht (“WER”) aangepast m.b.t. (i) misbruiken van economische afhankelijkheid, (ii) onrechtmatige bedingen en (iii) oneerlijke marktpraktijken (“B2B-wet”). Deze wet is van toepassing op alle ondernemingen en heeft een impact op de ruime contractsvrijheid die tussen ondernemingen van toepassing is/was.
De regels m.b.t. het eerste luik inzake oneerlijke B2B-marktpraktijen traden reeds in werking op 1 september 2019. De inwerkingtreding van de nieuwe regels voor het tweede luik inzake misbruik van economische afhankelijkheid, oorspronkelijk voorzien op 1 juni 2020, trad in werking op 22 augustus 2020.
Last but not least, zullen op 1 december as. ook de regels inzake onrechtmatige B2B-bedingen in werking treden. Deze zijn van toepassing op alle overeenkomsten die na deze datum worden gesloten, verlengd of gewijzigd tussen partijen.
Zo zal er vanaf 1 december een algemeen verbod gelden voor bedingen die, alleen of samen met andere bedingen, een kennelijk gebrek aan evenwicht tussen de rechten en plichten van de partijen creëren. Hiervoor wordt enerzijds gebruik gemaakt van een zwarte-lijst van bedingen die ten allen tijde verboden zijn en, anderzijds, een grijze lijst van bedingen die, behoudens bewijs van het tegendeel, vermoed worden een onrechtmatig karakter te hebben.
De zwarte lijst (art. VI.91/4 WER) omvat de bedingen die ertoe strekken:
1. te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de andere partij terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil;
2. de onderneming het eenzijdige recht te geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren;
3. in geval van betwisting, de andere partij te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming; of
4. op onweerlegbare wijze de kennisname of de aanvaarding van de andere partij vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst.
De grijze lijst (art. VI91/5 WER) bevat bedingen die, behoudens bewijs van tegendeel, onrechtmatig zijn aangezien zij ertoe strekken:
1. de onderneming het recht te verlenen om zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen;
2. een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;
3. zonder tegenprestatie het economische risico op een partij leggen indien die normaliter op de andere onderneming of op een andere partij bij de overeenkomst rust;
4. op ongepaste wijze de wettelijke rechten van een partij uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeelde wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de andere onderneming van een van haar contractuele verplichtingen;
5. onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek (gerechtelijke ontbinding), de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;
6. de onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar zware fout of voor die van haar aangestelden of, behoudens overmacht, voor de niet-uitvoering van de essentiële verbintenissen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken;
7. de bewijsmiddelen waarop de andere partij een beroep kan doen te beperken; of
8. in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die kennelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden.
Voor de overeenkomsten die reeds van kracht waren voor 1 december 2020 zijn deze regels niet van toepassing.
Gezien deze ingrijpende wijzigingen raden wij u dan ook aan uw standaard- en ontwerpovereenkomsten na te kijken in kader van de nieuwe B2B-wetgeving.”