Bij arrest van 14 maart 2019 (nr. 46/2019) heeft het Grondwettelijk Hof de artikelen 133, 2° en 151, 3° van het Decreet van 8 december 2017, de zogenaamde Codextrein, vernietigd. Deze artikelen wijzigden de artikelen 53 en 105 van het Omgevingsvergunningsdecreet.
Artikel 133, 2°, dat artikel 53 van het Omgevingsvergunningsdecreet wijzigde, voorzag dat in het geval de belanghebbende derde geen gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar had ingediend tijdens het openbaar onderzoek, deze belanghebbende niet meer op ontvankelijke wijze een administratief beroep kon instellen.
Artikel 151, 3° voorzag in eenzelfde ontvankelijkheidsvoorwaarde in artikel 105, met name dat in het geval de belanghebbende een voor hem nadelige vergunningsbeslissing niet heeft bestreden middels een openstaand georganiseerd administratief beroep, hij wordt geacht te hebben verzaakt aan zijn recht om zich tot de Raad van Vergunningsbetwistingen te wenden.
De bepalingen hadden aldus tot gevolg dat de leden van het betrokken publiek in beginsel enkel administratief beroep en vervolgens beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen konden instellen, indien zij een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar hadden ingediend tijdens het openbaar onderzoek.
Bij de opmaak van de Codextrein had de afdeling wetgeving van de Raad van State, er reeds op gewezen dat deze bepalingen de inspraakmogelijkheid, geboden door de organisatie van een openbaar onderzoek, omvormen tot een inspraakplicht en zodoende de kern van het recht op toegang tot een rechter aantasten. De bezwaren van de Raad werden toen niet bijgetreden door de decreetgever.
Aan het Grondwettelijk Hof werd begin 2018 de vraag voorgelegd of de bepalingen verenigbaar waren met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet. Naar mening van de verzoekers bij het Hof, werd de toegang tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen, zonder redelijke verantwoording zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, door deze bepalingen beperkt.
Het Grondwettelijk Hof trad de verzoekers bij en oordeelde dat een ongrondwettige beperking van de toegang tot het administratief beroep en het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen in deze bepalingen lag begrepen, door als voorwaarde op te leggen dat belanghebbende derden (“leden van het betrokken publiek”) voorafgaandelijk dienden deel te nemen aan het openbaar onderzoek d.m.v. het indienen van en gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar.
Het Hof oordeelde in het bijzonder dat de opgelegde beperkingen niet evenredig zijn met de door de decreetgever nagestreefde doelstelling om de bestuurlijke geschillenbeslechting te stroomlijnen en te versnellen om zo tot een snellere rechtszekerheid te komen.
De vernietiging door het Grondwettelijk Hof heeft tot gevolg dat de regeling uit artikelen 133, 2° en 151, 3° verdwijnen uit de regelgeving en niet meer kunnen worden toegepast. Naar het verleden toe, heeft de vernietiging tot gevolg dat voor een specifieke categorie van vergunningsbeslissingen, alsnog een administratief beroep of een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen mogelijk is:
De vergunningsbeslissingen waartegen geen beroep meer kon worden tegen ingesteld, vallen niet onder dit vernietigingsarrest, en blijven definitief.
Het volledige arrest kan u lezen op http://www.const-court.be/public/n/2019/2019-046n.pdf
Astrid LIPPENS & Adrien WATERBLEY